- dood
- dood1{{/term}}〈de〉1 mort 〈v.〉♦voorbeelden:1 dood en verderf zaaien • semer la ruine et la morteen natuurlijke dood sterven • mourir de mort naturelleeen zachte dood • une mort douceaan de dood ontkomen • échapper à la mortiemand de dood injagen, insturen • envoyer qn. à la mortergens de dood vinden • trouver la mort qp.ten dode (toe) opgeschreven zijn • être un homme mortiemand ter dood brengen • mettre à mort, exécuter qn.iemand ter dood veroordelen • condamner qn. à mortgetrouw tot in de dood • fidèle jusqu'à la mort〈figuurlijk〉 duizend doden sterven • souffrir mille mortsals de dood voor (van) iets zijn • avoir une peur bleue de qc.om de (dooie) dood niet! • jamais de la vie!〈spreekwoord〉 de een zijn dood is de ander zijn brood • le malheur des uns fait le bonheur des autres————————dood2{{/term}}〈bijvoeglijk naamwoord〉1 mort♦voorbeelden:1 wat een dooie boel! • (ce que) c'est mort, ici!een dode hoek • un angle mort〈figuurlijk〉 het dode punt • le point morteen dooie vent • un type pas drôledode vingers • doigts gourdsdood of levend • mort ou vifdood en begraven • mort et enterréplotseling dood blijven • mourir subitementzich dood houden • faire le mortiemand dood steken • tuer qn. d'un coup de couteaumeer dood dan levend • plus mort que vifik ben half dood van de kou • je suis à moitié mort de froidiemand voor dood laten liggen • laisser qn. pour morthij is op sterven na dood • il est à deux doigts de la mort→ {{link=broertje}}broertje{{/link}}¶ zich dood schamen • mourir de hontezich dood vervelen • s'ennuyer à mourirzich dood werken • se tuer au travail
Deens-Russisch woordenboek. 2015.